Amsterdam. Herfst 2004. Op de vooravond van de moord op filmmaker en columnist Theo van Gogh belandt de 32-jarige Arturo Mulder in de gevangenis op verdenking van fraude. Zijn tijd achter de tralies gebruikt hij om zichzelf, zijn land, en zijn relatie met zijn muze, ex-vriendin en Theo van Gogh-actrice Luna van Bohemen tegen het licht te houden en daar in een hoogdravend register over te schrijven. Luna, die aan een unipolaire depressie leed, geobsedeerd was door de boeken van de mysterieuze schrijver Jed McKenna en spirituele verlichting zocht, is drie jaar geleden spoorloos verdwenen in de omgeving van Amsterdam. Sindsdien lijkt niemand meer een teken van haar te hebben vernomen. In de hoop op nieuwe aanwijzingen te stuiten, schrijft Arturo aan de hand van archiefmateriaal een afscheidsbrief aan zijn ex-geliefde waarin hij inzoomt op de hoogte- en dieptepunten van hun relatie. In de tussentijd lopen de spanningen rond cineast Theo van Gogh en diens gewraakte filmpamflet Submission, over de onderdrukking van de vrouw binnen de islam, zowel buiten als binnen de muren, steeds verder op. Dan krijgt Arturo uit onverwachte hoek een schokkende aanwijzing over Luna.